1952-56
gepolychromeerd en gedeeltelijk verguld populierenhout, 328 cm
In 1920 had Hildo Krop bij het betrekken van zijn woning en atelier aan de Plantage Muidergracht een populier geplant. Tweeëndertig jaar later was deze zo groot geworden dat hij moest worden omgehakt en Krop begon het onderste gedeelte te bewerken. Hieruit ontstond de drie en een halve meter hoge beeltenis van Salomé met het hoofd van Johannes de Doper aan haar voeten.
Krop had het plan om de top van de boomstam te gebruiken voor een Gijsbrecht-figuur, maar heeft dit plan door zijn vele opdrachten en het geleidelijk afnemen van zijn krachten niet meer kunnen uitvoeren.