Ruysdaelkade/Hillegaertstraat, Amsterdam
1927
1. mannenfiguur met geheven hand, naast hem trapsgewijs geplaatst drie kleinere figuren
2. mannenfiguur met een banier, naast hem trapsgewijs maskerkoppen
graniet, 137 cm
architect: Piet Kramer
De Boerenweteringbrug uit 1927, bij de Ruysdaelkade en Hillegaertstraat, ligt over de Amsterdamse Boerenwetering die oorspronkelijk van de Kalfjeslaan tot aan het huidige Koningsplein liep. Hier splitst het Amstelkanaal zich in het Noorder en Zuider Amstelkanaal. De bekroningen van Hildo Krop op de granieten middenpijlers aan weerskanten van de brug zijn geïnspireerd op dichtregels van de socialist Abraham van Collem (1858-1933). Het werk van deze dichter bevat veel van de maatschappelijke ellende en smart van de armen en veel van de hoop van de strijdenden. Het was het zuivere sentiment van zijn gedichten dat de arbeiders aansprak. En dat was precies wat hem voor ogen stond: met zijn werk bijdragen tot het bewustwordingsproces van het proletariaat, iets wat Krop met zijn beeldhouwkunst ook nastreefde.
Binnen de SDAP behoorde Van Collem tot de radicaal-marxistische richting. Tussen 1900 en 1910 nam hij afstand van de sociaal-democratie, die naar zijn mening te reformistisch was geworden. Geïnspireerd door de Revolutie in Rusland werd hij communist, maar bij een partij heeft hij zich waarschijnlijk niet meer aangesloten. Dit loopt vrij synchroon met de politieke keuze die Hildo Krop maakte. Ook Krop verliet de SDAP, in zijn geval in 1918 omdat in het socialistische dagblad ‘Het Volk’ een oproep stond om de negende Duitse oorlogslening te steunen. Maar misschien was het ook zijn enthousiasme voor de Russische Revolutie. Krop was een overtuigd strijder voor een betere samenleving met meer gelijkheid en solidariteit. Krop is na zijn vertrek bij de SDAP naar eigen zeggen nooit meer lid geweest van een politieke partij, hoewel hij sterke communistische sympathieën had.
Zowel Krop als Van Collem leefden in de zekerheid van het socialisme (lees ‘communisme’) dat zou uitmonden in de nieuwe gemeenschap van de mensen. Van Collem zag zichzelf als een ‘Ziener naar de toekomst’ en zijn dichtkunst diende een groeiende bewustwording van bestaand onrecht en de komst van een betere toekomst.
Centraal in het werk van Van Collem staat de mens in de natuur en het communisme als een nieuwe soort religie.
Aan de noordzijde van de brug heeft Krop een staand mannenfiguur met geheven hand geplaatst. Naast hem staan trapsgewijs, van beneden naar boven, een vrouwenfiguur, een mannenfiguur met opgeheven hand en een moeder met kind. De Westzijde van deze pijler laat twee vliegende reigers zien (Van Collem: ‘Die zag de vlucht der wijze vogels gaan’ ) en het geheel is omgeven met bloemmotieven (Van Collem: ‘Een groei van leliën en blanke rozen’). De pijler aan de zuidzijde laat ook een mannenfiguur zien. Hij heeft een banier boven zijn hoofd en rondom hem maskerkoppen, sterren en bloemmotieven (Van Collem: ‘En zij stegen naar de gouden sterren’). Ook de trapsymboliek in de twee beeldhouwwerken refereert aan Van Collem die van mening was dat het de kunstenaar is die de mensen de weg naar een hoger bewustzijn wijst.
bron: Nederlandse Poëzie Encyclopedie, 08.02.2015, P.J. Bakker