Nieuwe Prinsengracht 130, Amsterdam
1930-32





‘Moeder Aarde, de opgaande en neergaande krachten in de natuur’
a. gevelbeeld:
Franse kalksteen (Euville), 122 cm


man met houweel, die in de verte tuurt (2x spiegelbeeldig)
b. torenbekroning:
Franse kalksteen, ca. 75 cm

vogel pikkend aan de top van de berg
Naast de ingang heeft Krop een steen geplaatst met de afbeelding van de vogel pikkend aan de top van de berg. Dit symboliseert ‘de oneindigende eeuwigheid’. Het is geïnspireerd op een Japanse fabel over een vogel die eens in de miljoen jaar een korrel pikt van de top van een hoge berg. Wanneer de berg verdwenen is, is er een seconde van de eeuwigheid voorbijgegaan.
onderzoeker met meetapparatuur op driepoot

onderzoeker die notities maakt

stenenbikker

analist met twee kolven (verloren gegaan)
c. gevelstenen
Franse kalksteen, 55, 70, 44 cm

twee gehurkte mannen met schaal (goudwassers)

aardbeving
prehistorische vogel

prehistorische viervoeter

boogbrug voor berglandschap

bergpieken, een waterval en een meer
d. consolesteentjes (33 stuks) – 6 verschillende typen
gebakken aarde, 18 cm

berglandschap met gletsjer of waterval

rokende vulkaan

boortorens, één spuitende toren

landschap met dennen en spuitende geiser

prehistorische planten

bergpieken met samenvloeiende rivieren
d. pijlerbekroningen (29 stuks) – 6 verschillende typen
gebakken aarde, 37 cm
architecten: A.R. Hulshoff m.m.v. C. van der Wilk
Tussen 1930 en 1932 maakte Hildo Krop ontwerpen voor de gevels van de twee aaneengesloten vleugels van de universiteitsgebouwen op het Roeterseiland; het toenmalige Geologische Instituut en het Van der Waals Laboratorium. Voor de ingangspartij van het Geologisch Instituut ontwierp Krop een vrouwenfiguur ‘Moeder Aarde’, die de opgaande en neergaande krachten in de natuur symboliseert.
ontwerp in gips ‘Moeder aarde’ – collectie Hildo Krop Museum
Daarnaast is de gevel met veel beeltenissen verlevendigd. Deze gevelstenen in kalksteen en bakwerk houden alle verband met geologie en laboratoriumwerk. Zo zijn er mannen met reageerbuizen, verrekijkers en houwelen; boortorens, vulkanen en prehistorische planten en dieren.
Het gebouw werd in 1934 officieel in gebruik genomen. Het instituut bestond uit afzonderlijke laboratoria of afdelingen, ieder onder leiding van een hoogleraar. Door de bezuinigingen van het eerste kabinet-Lubbers (1982-1986) werd het Geologisch Instituut afgevoerd van de lijst van instellingen waar men geologie kon studeren. De museumcollectie van het Geologisch Instituut (inclusief een grote verzameling stenen ondergebracht in een opslagruimte in Amsterdam-Noord) werd in 1988 opgesplitst in verschillende deelcollecties en overgedragen aan diverse instanties. Stukken met een museale waarde werden ondergebracht bij het Zoölogisch Museum in Artis. Enkele jaren later is deze collectie terechtgekomen bij het museum Naturalis in Leiden.
bron: Stadsarchief Amsterdam

Helaas is van de fraaie rugpartij van ‘Moeder Aarde’ aan de binnenzijde van het Instituut weinig waar te nemen. We zullen het moet doen met de oude atelierfoto (rechts).