Tagarchief: leistikow g.

V 40 – Faun

1922

verblijfplaats onbekend

eikenhout, ca. 25 cm

In november 1920 werd er in Amsterdam, naar aanleiding van het in de zomer van 1920 verschenen Maskernummer  van het tijdschrift Wendingen, een voordracht gehouden over maskers . Bij deze gelegenheid danste Gertrud Leistikow (1885-1948) enkele masker-dansen. Vlak na de Eerste Wereldoorlog kwam Leistikow naar Nederland en introduceerde hier de moderne ofwel ‘Duitsche dans’. Zij bedacht haar eigen dansen, vaak met maskers, zonder gebruik te maken van de ballettechniek. Ongetwijfeld is Hildo Krop bij deze voordracht aanwezig geweest, gezien zijn betrokkenheid en inbreng bij het tijdschrift Wendingen. Omdat Krop een klein eikenhouten beeldje maakte van Gertrud Leistikow  in haar Faundans,  moet Krop onder de indruk geweest zijn van deze bijzondere gebeurtenis.

Gertrud Leistikow in ‘Faundans’ houtsnede van Anka Krizmany (Wendingen, jrg.1 nr.1 – 1918)

De afbeelding van deze faun komt uit het fotoarchief van het Hildo Krop Museum. We zien de dansende faun in Krop’s atelier, met op de achtergrond zijn net voltooide werk Verleden, heden, toekomst (V39). Waar het beeldje zich nu bevindt is niet bekend.

bron: Dans voluit, dat is leven, Jacobien de Boer, 2014

Gouden dansertje – Steenwijk

ca. 1953

Hildo Krop Museum, Steenwijk

goud geglazuurd keramiek, 8,8 cm

Vanaf 1948 tot en met 1953 zien we in het keramische werk van Hildo Krop regelmatig, geheel of gedeeltelijk, goud geglazuurde plastieken. In 1948 maakt hij een urn (V 140) met gouden figuren; in 1950 ‘De heilige Drie-eenheid’ (V 147), polychroom met goud; in 1951 de serie ‘De Walletjes’ (V 151) met het zittende meisje met drie matrozen (Het Gouden Vrouwtje) en rond 1952 ‘Liggend paar’ (V 153), waarbij het vrouwfiguur is verguld.

Dat Krop deze werken verguldde, heeft behalve een decoratieve ook een symbolische waarde. Waren de gouden figuren van Krop in de jaren twintig nog terug te voeren naar Herman Gorters gedicht ‘Pan’, waar het Gouden Meisje gezien wordt als de nieuwe mens in een ideale wereld, moet het gouden vrouwfiguur eind jaren veertig/begin vijftig meer gezien worden als de eeuwige vrouw, de bron van het leven.

Bij dit kleine dansfiguurtje blijkt Krop nog altijd gefascineerd te zijn op de dansende mens. Een van de eerste ontmoetingen van Krop  met de dans was in 1920 bij een optreden van de danseres Gertrud Leistikow. Deze danseres heeft Krop daarna nog regelmatig bewonderd en uitgebeeld in de jaren twintig van de vorige eeuw (V 40).  Ook maakte Krop rond 1953 enkele keramische werken van dansers in beweging (V 160). Mogelijk is het kleine gouden dansertje (danseresje ?) hiervan een studie. Het goud bij dit sculptuurtje kan gezien worden als de extase waarin het figuur door de dansbewegingen is geraakt.

Ma 1 – Ma 3 – Ma 4 Dansmaskers voor Gertrud Leistikow

resp. ca. 1921 / 1922 / 1923 of later

Ma 1 – ‘Afrikaans masker’
vilt en papier-maché
ca. 45 cm
verloren gegaan

Al vroeg raakte Hildo Krop betrokken bij het Nederlandse theater. Zijn ouders speelden bij een de amateurtoneelvereeniging en de jonge Hildo was zodoende regelmatig bij theatervoorstellingen aanwezig. Vlak na de Eerste Wereldoorlog kwam Gertrud Leistikow (1885-1948) naar Nederland en introduceerde hier de moderne ofwel ‘Duitsche dans’. Leistikow bedacht haar eigen dansen zonder gebruik te maken van de ballettechniek. Aan het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw vroeg zij aan Krop of hij een masker wilde maken voor haar dansvoorstellingen.  Tussen 1921 en 1924 zou Hildo Krop drie maskers voor haar maken, waarmee ze optrad in de Stadsschouwburg in Amsterdam.
Het eerste masker is verloren gegaan. Wel is bekend dat het masker gemaakt was van een oude vilten hoed en papier-maché. Mogelijk is het polychroom Afrikaanse aandoende masker dat is afgewerkt met wollen draden, dat te zien is op een foto uit 1921, het bewuste masker. 

Ma 3 – Masker ‘Fanatieke dans’
gepolychromeerd papier-maché
28 cm
Bijzondere collecties, Universiteit van Amsterdam
Hildo Krop Museum, Steenwijk (gips)

Het tweede masker voor Leistikow dat Krop maakte werd gedragen  bij ‘Fanatieke dans’, dat zij in 1922 op haar programma had staan. Dit masker is veel individueler en geeft een echt karakter weer en doet enigszins Aziatisch aan. De diepe rimpels en gedetailleerde uitwerking zijn stijlkenmerken van de Aziatische demonenmaskers. Dit tweede masker bevindt zich in de ‘Bijzondere collecties’ van de Universiteit  van Amsterdam. In de collectie van het Hildo Krop Museum is het gipsen masker te vinden. 

Ma 4 – ‘Groteske’
gepolychromeerd papier-maché
23 cm
Bijzondere collecties, Universiteit van Amsterdam
Hildo Krop Museum, Steenwijk (gips)


Op 27 november 1926 was Leistikow een van de vier dansers die optraden tijdens het maskermatinee in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Ze danste drie maskerdansen, waarvan één met een masker van Hildo Krop: ‘Groteske’ op muziek van Béla Bartók. Ook dit masker is bewaard gebleven. Het gepolychromeerde papier-maché masker is versierd met wollen draden. In het masker staat met handgeschreven blokletters ‘zelfportret Hildo Krop’. Ook dit masker bevindt zich in de ‘Bijzondere collecties’ van de Universiteit  van Amsterdam. Het Hildo Krop Museum bezit het gipsen origineel.

bronnen: Hildo Krop, Dans- en Toneelmaskers, ICK, Steenwijk, 2010
foto’s: Hildo Krop Museum, Steenwijk

V 37 – Faun omringd door vogels

particuliere collectie

ca. 1920

faun met raven - foto: particuliere collectie

gegoten in hard lood/zink, 116 cm

Dit fonteinfiguur, geplaatst op de rand van het bekken, werd gemaakt voor fa. Winkelman en Van der Bijl.
Er bestaan twee exemplaren van dit werk. Een exemplaar was in bruikleen bij het Singermuseum in Laren, maar werd in 1990 verkocht. De tegenwoordige verblijfplaats is onbekend.

Vlak na de Eerste Wereldoorlog kwam Gertrud Leistikow (1885-1948) naar Nederland en introduceerde hier de moderne ofwel ‘Duitsche’ dans. Leistikow bedacht haar eigen dansen zonder gebruik te maken van de ballettechniek. Ook danste zij regelmatig met maskers van o.a. Hildo Krop. Bijzonder in dit verband is haar Faundans. In een ‘stille’ film van Maurits Binger (Filmfabriek Hollandia) uit 1914 met de titel Gertrude Leistikow danst op Groenendaal, laat de danseres een suggestieve Faundans zien, waarin ze aan de rand van een bron een ‘dolle’ dans ten uitvoer brengt. Jacobien de Boer suggereert in haar Leistikow-boek Dans voluit, dat is leven (2014), dat Krop wellicht voor het maken van deze ‘vrouwelijke faun met vogels-fontein’ geïnspireerd raakte door deze Faundans.  

Mo 17 – Herdenkingsmonument Willem Kes – Amsterdam

Grote Zaal Concertgebouw

Van Baerlestraat 98, Amsterdam

1938

relief willem kes - foto: loek van vlerken 13.03.2011

reliëf Willem Kes
Franse kalksteen (Pouillenay), ca. 80 cm

Al vroeg raakte Hildo Krop betrokken bij het Nederlandse theater. Aan het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw vroeg de danseres-choreografe Gertrud Leistikow hem een aantal maskers te maken voor haar dansvoorstellingen. Ook voor de acteur-regisseur Albert van Dalsum maakte Krop toneelmaskers. In de loop der jaren kende Krop veel toneelspelers, waarvan hij enkele geportretteerd heeft, zoals Theo Mann-Bouwmeester, Fien de la Mar en Charlotte Köhler. Of Hildo Krop een groot muziekliefhebber is geweest, is niet bekend. Maar waarschijnlijk was hij niet onbekend in de muziekwereld. Krop kreeg grote zaal concertgebouw - foto: loek van vlerken 03.03.2013namelijk naar aanleiding van het 50-jarige bestaan van het Concertgebouw en zijn orkest in 1938 het verzoek een monument te ontwerpen ter ere van Willem Kes, de eerste dirigent van het Concertgebouworkest. Krop ontwierp een 80 cm groot kalkstenen reliëf met het karakteristieke hoofd van de dirigent. Dit ‘Herdenkingsmonument Willem Kes’, werd geplaatst in de Grote Zaal van het Concertgebouw en op 7 mei 1938 onthuld door de toenmalige leider van het orkest Willem Mengelberg, de opvolger van Willem Kes.

De doelstelling van de ‘N.V. Het Concertgebouw’ was “het oprigten en exploiteren van een concertgebouw voor Amsterdam en al hetgeen daarmede in verband staat”. Gedurende de bouw van het Concertgebouw in een polder aan de rand van de stad, groeide ook het idee, dat het nieuw te vormen Concertgebouworkest een vernieuwende impuls aan het Amsterdamse muziekleven moest geven. Er zou een orkestdirecteur gevonden moeten worden die in staat was een dergelijk orkest samen te stellen en te leiden. Men zag in Willem Kes (1856-1934) een muzikaal leider die deze capaciteiten bezat. Zodoende werd Kes, tegen een jaarsalaris van 3.000 gulden, aangesteld als eerste orkestdirecteur van het Concertgebouworkest.

Hoewel de feestelijke inwijding van het Concertgebouw aan de Van Baerlestraat al op woensdag 11 april 1888 plaats vond, speelde pas zeven maanden later het ‘Orkest van de NV Het Concertgebouw’ onder leiding van Willem Kes zijn eerste noten. Op 3 november 1888 stonden werken van Beethoven, Brahms, Saint Saëns, Wagner en Ch. Villiers Stanford op het eerste ‘Philharmonisch Concert’ van het orkest op het programma.

De eerste tijd had Willem Kes het niet makkelijk met het Amsterdamse publiek. Het was in die dagen gebruikelijk dat je gedurende het concert wat rondliep, koffie dronk en een praatje maakte. Maar Kes was voor die dagen een zeer strenge dirigent. Hij stelde hoge eisen aan zowel het orkest als het publiek. De concertbezoeker moest worden ‘heropgevoed’: tafels, stoelen en obers moesten de zaal uit, want als het orkest speelde mocht er geen koffie of thee meer worden gedronken. Ook het door de zaal lopen en praten tijdens uitvoeringen was ten einde; er moest aandachtig worden geluisterd. Er kwamen rijen stoelen in de zaal, naast en achter elkaar. Bovendien werd men geacht op tijd in de zaal aanwezig te zijn. In het begin was het erg wennen voor het Amsterdamse concertpubliek en Kes moest dan ook regelmatig voor hij zijn dirigeerstokje ophief zich half omkeren naar het publiek, tot het geritsel en gepraat was verstomd. De reacties bleven dan ook niet uit. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een ingezonden brief in het Algemeen Handelsblad. De briefschrijver wees het bestuur op enige ‘misgrepen’ en adviseerde om “… het rookverbod in de zaal in te trekken, gratis voetenbankjes te verstrekken, het bedienend personeel van geluidloos schoeisel te voorzien, zodat ook tijdens het concert de consumpties konden worden rondgebracht, en rondlopende en luidop pratende bezoekers niet lastig te vallen …”

bronnen: Van Dolf van Gendt naar Bernard Haitink, Concertgebouw en Concertgebouworkest, 1978; Concertgebouw & Koninklijk Concertgebouworkest, Ludion, 2003

onthulling monument kes - foto: haagsche courant 09.05.1938
onthulling monument Willem Kes door Willem Mengelberg op 7 mei 1938