Oudezijds Voorburgwal 197-199, Amsterdam
1922-26
architect: N. Lansdorp

Volgens de Amsterdammers staat het stadhuis van de hoofdstad nog altijd op de Dam. Het oude stadhuis op de Dam werd wel vanwege de pracht en praal, het ‘achtste wereldwonder’ genoemd. In 1808 werd het door koning Lodewijk Napoleon opgeëist om het als zijn residentie te laten dienen. Het Amsterdamse gemeentebestuur nam zijn intrek in een 15de-eeuws kloostercomplex aan de Oudezijds Voorburgwal dat in gebruik was als een soort gemeentelijk hotel voor “prinsen en hoogere heeren” die te gast waren bij het stadsbestuur. Dit zogeheten ‘Prinsenhof’ was echter geen monumentaal volwaardig stadhuis. Er werden naastgelegen panden geannexeerd, muren doorgebroken en aanbouwingen opgetrokken, waardoor er van eenheid geen sprake was en het er erg rommelig uitzag. Vanaf eind 19de eeuw klonk vanuit de burgerij dan ook de roep om het paleis weer als stadhuis in gebruik te nemen. Binnen de gemeenteraad ontstond de mening dat het paleis als symbool van de oude regentencultuur niet meer paste bij de huidige democratie. Er werd gepleit voor de bouw van een nieuw stadhuis, maar zoals dat in Amsterdam gaat, plannen maken is één, maar het tot uitvoer brengen is twee. Dus werd er besloten tot een tijdelijke oplossing: het verbouwen van het Prinsenhof. Als eerste onderdeel van deze verbouwing kwam de Nieuwe Vleugel tussen 1924 en 1926 gereed. Het resultaat was een van de laatste uitingen van de Amsterdamse School. Een sobere kantoorvleugel in de baksteenstijl van architect Nicolaas Lansdorp. Aan dit gebouw hebben verschillende belangrijke kunstenaars hun bijdrage geleverd. Dit was echter voornamelijk aan het interieur van het gebouw. Het beeldhouwwerk van het exterieur is uitsluitend van Krop.
Gijsbrecht van Amstel


De collectie van het Hildo Krop Museum is het bezit van het originele gips ontwerp van de Gijsbrecht van Amstel.

Koggeschip

a. Sluitstenen poort:
1. Gijsbrecht van Amstel
2. Koggeschip
gebakken aarde, 95 cm
Boven de toegangspoort staat Gijsbrecht van Amstel afgebeeld als een wachtende ridder en aan de kant van het binnenplein het Koggeschip, het oudste zegel van Amsterdam. Een tweede, vrijwel identieke steen met het Koggeschip is te vinden aan de Amsteldijk bij de tramremise ‘Lekstraat’ (B38a).
kapel Sint Agnieta

b. gevelstenen: afbeelding van de kapel Sint Agnieta
gebakken aarde, 35 cm
In de Sint Agnietenstraat is een klein gevelsteentje geplaatst, met de afbeelding van de kapel Sint Agnieta. De kapel stond vroeger op deze plek.
raam- en gevelversieringen

dijkwerker

roerganger

Amsterdamse Stedemaagd

paard

overbruggen van wereldzeeën

sjouwende havenarbeiders

haven

Stedemaagd met vliegende vogels
grondwerker

knielende man met werktuig

vrouw op brug

man op brug

man met slang
c. raam- en gevelversieringen
gebakken aarde, 38/35/14 cm
Een inspiratiebron voor de kleine bakstenen raamversieringen was het epische stedengedicht ‘Amsterdam’ uit 1904 van de socialistische schrijver C.S. Adama van Scheltema.

We zien onder meer de Amsterdamse Stedemaagd:
Zij is de moeder nog van alle wereldsteden,
Haar tooi en trotsche lach weerspieglen in de vloed,
Waaraan ze haar varend kroost en al het uitverkorens
En al het warme goud, dat zij haar brengen, wacht.

de Stedemaagd met twee vliegende vogels :
Zij zond ze als een troep van watervogels uit –
Zij stoven dapper heen naar alle windstreken,
En keeren weer tot haar, met in hun borst de buit.
Het brakke water kust kabbelend hun zoute tranen,
Hun zeilen zakken neer uit de verwaaide top,
Hun vleugels vallen dicht als doodgeschoten zwanen —

de sjouwende havenarbeiders:
En ‘t krielt aan de oude wal van laaien en van lossen,

man en vrouw op een hoge brug:
Het ratelt door de straat, ‘t hijgt op de hooge brug
12 gevelstenen: Stedemaagd en ‘Eigenschappen, die wenselijk zijn bij bestuurders’

adelaar (wijde blik)

mannenfiguur met zwaard (onverbiddelijk)

paard mennende man (durf)

naakt figuur (eenvoud en helderheid)
Amsterdamse Stedemaagd

d. 12 gevelstenen: Stedemaagd en ‘Eigenschappen, die wenselijk zijn bij bestuurders’
gebakken aarde, 50/100 cm
Opvallend zijn de strenge, symbolische figuren op de gevelstenen, die ‘Eigenschappen die wenselijk zijn voor bestuurders’ afbeelden: de adelaar met zijn wijde blik, met daaronder de mensen in de veilige beslotenheid van huis en stad; een mannenfiguur met een zwaard omlaag dat recht in het hart steekt (de onverbiddelijkheid), met daaronder het gezin met de toekomst voor hen; een paard mennende man, omringt door bliksemschichten (durf) met daaronder een Phoenix die uit zijn as oprijst; en als vierde een naakt figuur (eenvoud en helderheid) omgeven door bloemmotieven en mannenkoppen. Deze beelden zijn allen twee maal uitgevoerd.
Daarnaast is ook hier weer de Amsterdamse Stedemaagd te zien (ook 2x) gezeten boven een kerktoren (Westertoren), welke uit de grachtengordel omhoog rijst. Dit beeld komt ook uit het stedengedicht ‘Amsterdam’ van C.S. Adama van Scheltema:
Zie – met haar stijve kraag van dikvergulde torens
Zit zij op hare troon, met wal om wal bevracht,
Versierd met groene kant aan ronde hoepelrokken,
En met een lange stroom als fonkelende sleep.
Dit tafereel zullen we later terug zien bij de ‘Genius van Amstel’ aan de Berlagebrug (B 88).
De Stedemaagd zonder het onderstuk sluit de beeldenreeks aan beide kanten af.

Helaas is van beide gevelstenen van ‘de adelaar met de wijde blik’ de kop verdwenen. Gelukkig bezit het Hildo Krop Museum in Steenwijk nog het bovendeel van de steen met nog wél de ‘wijde blik’. Van deze gevelstenen ‘Eigenschappen, die wenselijk zijn bij bestuurders’ maken nog twee details deel uit van de museumcollectie: naakt vrouwfiguur (eenvoud en helderheid) en mannenfiguur met zwaard (onverbiddelijk):

4 pijlerbekroningen

Het raadsel van het begin

Doem van het noodlot

De mens en de oneindigheid

Pan die het monster de doodsteek geeft
e. pijlerbekroningen:
1. ‘Het raadsel van het begin’
2. ‘Doem van het noodlot’
3. ‘De mens en de oneindigheid’
4. Pan die het monster de doodsteek geeft
graniet, 100/115 cm
Net als bij de gevelstenen ‘Eigenschappen die wenselijk zijn voor bestuurders’ maakte Krop een serie van 2×3 gespiegelde figuren als pijlerbekroningen: ‘Het raadsel van het leven’ (aarzeling), ‘De doem van het noodlot’ (geslagenheid) en ‘De mens en de oneindigheid’ (rust in zichzelf).

In de Sint Agnietenstraat is nog een pijlerbekroning te vinden. Dit beeld is veel speelser dan de strenge figuren aan de Oudezijds Voorburgwalgevel: Pan die het monster aan zijn zwaard spiest. Dit slangachtig monster vinden we terug bij zijn latere beeldhouwwerk aan de brug over het Noorder Amstelkanaal, de brug met de musicerende fauntjes (B 63).


ontwerp ‘Pan met monster’ in gips
deuromlijsting: ‘Gedachte, Bevel, Uitvoering’

f. deuromlijsting:
‘Gedachte, Bevel, Uitvoering’
graniet, 265 cm
De deuromlijsting van de zijingang aan de Oudezijds Voorburgwal is versierd met beeldhouwwerk met de titel ‘Gedachte, Bevel, Uitvoering’.

man met slangfiguur

Op verschillende hoeken van deze vleugel heeft Krop steeds hetzelfde gebakken steentje met de afbeelding van een mannetje met opgeheven hand en slangmotief geplaatst. De slang is een veel voorkomend verschijnsel in allerlei mythologieën uit de hele wereld en ook in het werk van Hildo Krop. Dit reptiel heeft een ambigue karakter qua symboliek. Het heeft zowel het karakter van goed als van kwaad en van leven en dood. In sommige culturen geldt de slang als symbool van de vruchtbaarheid. De slang heeft het vermogen om zich te vervellen waarna het lijkt alsof de slang zichzelf heeft vernieuwd. Daarom staat de slang ook wel symbool voor transformatie en wedergeboorte.
Naast al dit werk aan het exterieur van deze nieuwe vleugel van het toenmalige raadhuis, heeft Krop ook enkele werken voor het interieur gemaakt: vier houten beelden voor de raadzaal (B 71); drie ajourreliëfs voor koffiekamer (Me44) en een ajourreliëf vóór de hal van de raadzaal (Me45).
bronnen:
C.S. Adama van Scheltema, Stedengedicht ‘Amsterdam’, 1904
Van den Eeckhout, Elsevier’s maandblad, 1926