Tagarchief: communistische partij nederland

De Tribune – 25-jarig jubileum

Hildo Krop Museum, Steenwijk

1932

reliëf, brons, 65 cm

Voor het 25-jarig jubileum van het communistische tijdschrift De Tribune in 1932 maakte Hildo Krop een bronzen reliëf. Op het reliëf staan drie figuren: in het midden een vrouw met een hamer en sikkel, rechts een man met een vaandel en links een krantenverkoper met De Tribune in zijn hand. Daaromheen in een boog de tekst: 25 jaar leering en stryd voor het communisme.

De plaquette heeft jarenlang in het trappenhuis van Felix Meritis aan de Amsterdamse Keizergracht gehangen. Van 1947 tot 1981 had de CPN haar hoofdkantoor in het pand. Ook was de redactie en drukkerij van het dagblad De Waarheid hier gevestigd.

Lange tijd was niet bekend waar dit bronzen reliëf zich bevond. Tot het Hildo Krop Museum in juni 2022 een e-mail kreeg van Ton Smeets, de laatste directeur van de voormalige drukkerij ‘De Waarheid’ van de Communistische Partij Nederland, gevestigd in Felix Meritis. Hij was samen met Martin Veltman bestuurslid van de uitgeverij ‘Stichting Bepenak’ (Bevordering Pers Nederland Arbeidersklasse). Zij lieten weten dat zij bij het vertrek van de drukkerij uit Felix Meritis het bronzen paneel vanwege zijn historische waarde in beheer hadden genomen. Doordat een journalist onderzoek deed naar het communisme in Nederland en op de pagina van het Digitaal Kenniscentrum van het Hildo Krop Museum terecht kwam, waar genoemde plaquette was afgebeeld, ging het balletje rollen. De journalist herkende het bronzen paneel.  Hij kwam vaak bij Veltman die ook zo’n ‘ding’ had staan. Hij stuurde een mail naar Martin Veltman om ze te wijzen op het feit dat bij het Hildo Krop Museum niet op de hoogte was van de verblijfplaats van het paneel. Martin Veltman wist niet dat het ging om een werk van Hildo Krop en was blij verrast. Omdat hij vond dat hij al lang genoeg naar het werk had gekeken, besloot hij het te schenken aan het Hildo Krop Museum.

De Tribune was een voorloper van het communistische dagblad De Waarheid en verscheen voor het eerst op 19 oktober 1907 als weekblad van de marxistische oppositie binnen de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). De oprichters en redacteuren van het weekblad, David Wijnkoop, Jan Ceton en Willem van Ravesteyn, waren het niet eens met het partijbeleid. Ze waren tegen de ‘bourgeoise-weg’ die de partij was gaan bewandelen. Ook schreven ze in felle bewoordingen dat de SDAP zich te slap opstelde ten aanzien van de werktijden van de arbeiders. De SDAP vond de eis voor een tien-urige werkdag te ver gaan. De radicalen wilden zelfs een werkdag van acht uur. Ook het pleidooi van de oppositie om pensioenen voor de arbeiders in te stellen, was helemáál onbespreekbaar. Nadat de redactieleden van De Tribune in 1909 op het Deventer-congres uit de SDAP geroyeerd waren, ging het blad verder als uitgave van de door geroyeerde leden nieuw opgerichte partij Sociaal-Democratische Partij (SDP). In 1918 veranderde de SDP haar naam in de Communistische Partij Holland (CPH) en in 1935 in de Communistische Partij van Nederland (CPN).

Hildo Krop stond ook niet langer achter de koers van de SDAP en verliet uiteindelijk in 1918 de partij. In het socialistische dagblad Het Volk, de speekbuis van de SDAP, stond een oproep om de negende Duitse oorlogslening te steunen. Dat was voor de principiële pacifist Krop een stap te ver.

Voor het blad De Tribune  maakte Krop jarenlang houtsneden. Dit waren prenten met een politieke lading. Eén keer was De Tribune zelf onderwerp van zo’n politieke prent van Krop, toen er in juli 1934 in de Jordaan opstand uitbrak tegen de steunverlaging. Politie en het leger traden hard op tegen de demonstranten. Bij dit ‘Jordaan-oproer’ vielen vijf doden en er waren meer dan 41 gewonden. Bijeenkomsten en demonstraties werden verboden. De Tribune, die uiteraard achter de arbeiders stond, kreeg een tijdelijk verschijningsverbod. De politie bezette de drukkerij en de persen werden verzegeld.

bronnen: Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam; Amsterdamse Stadsarchief; wikipedia; www.sp.nl/tribune/2007; Ton Smeets; Martin Veltman;

V 111 – Portret van de heer H.J. V. (Versteeg)

verblijfplaats onbekend

ca. 1938

brons, 43 cm

In 1929 werd  Hendrik Johan Versteeg (1878-1954) hoofdcommissaris van politie in Amsterdam. Versteeg was commissaris in een roerige periode. Begin jaren ’30 kreeg Amsterdam te maken met massale werkloosheid als gevolg van de economische crisis. Ook ontstonden er spanningen tussen aanhangers van de Communistische Partij Nederland (CPN) en de Nationaal Socialistische Beweging (NSB). Dit leidde in juli 1934 tot een volksoproer wat sindsdien bekend staat als het Jordaanoproer.
In het begin van de Tweede Wereldoorlog werden hooggeplaatste ambtenaren met vaderlandslievende  sympathieën nog gedoogd, maar enkele weken na de Februaristaking in 1941 werd eerst burgemeester W. de Vlugt uit zijn ambt gezet en kort daarop werd Versteeg met vervroegd pensioen gestuurd.

Rond 1938 heeft Hildo Krop deze hoofdcommissaris met een bronzen portret vereeuwigd. De gedachte was dat het bronzen beeld mogelijk in het hoofdbureau van politie aan de Amsterdamse Elandsgracht een plaats gekregen zou hebben. Bij navraag bleek dit niet het geval. Waar het portret zich bevindt is niet duidelijk. Het gipsen model is aanwezig in de collectie van het Hildo Krop Museum, Steenwijk.

Mo 6 – ontwerp monument omgekomen Engelse mijnwerkers

verblijfplaats onbekend

1926

gips, 40 cm

Ter ondersteuning van de staking van de Britse mijnwerkers in 1926 werden er in juni en juli een tweetal houtsneden van Hildo Krop afgedrukt in De Tribune, het dagblad van de Communistische Partij van Nederland. De eerste toont een kracht uitstralende, staande mijnwerker met in de ene hand een houweel en in de andere een banier. Op de tweede prent zien we een man en een vrouw zij aan zij, harde gezichten en een gebalde vuist, om de onverzettelijkheid van de stakers te onderstrepen.

Naast deze houtsneden in de Tribune, maakte de Krop ook een ontwerp voor een monument voor de omgekomen Engelse mijnwerkers. Van deze gipsen schets bestaat alleen nog een afbeelding in het Socialistisch Democratisch Dagblad ‘Voorwaarts’ van 18 november 1930 naar aanleiding van een tentoonstelling ‘Sociale Kunst Heden’ in het Stedelijk Museum in Amsterdam, waar het ontwerp werd tentoongesteld.

Interessant in dit geheel is dat er gedurende de gehele stakingsperiode  geen enkele staker is omgekomen. Mogelijk gingen er destijds wel geruchten dat er tijdens een confrontatie tussen de stakers en een door de regering samengestelde ‘militie’ van speciale agenten, slachtoffers waren gevallen, wat later ongegrond bleek. Dit zou kunnen verklaren dat Krop er van af zag om dit ontwerp verder uit te werken.

Vanaf 1921 lagen de Britse mijneigenaren en mijnwerkers voortdurend met elkaar in de clinch. Mijnwerkers klaagden over erbarmelijke arbeidsomstandigheden. Zo moesten zij vrijwel al het werk doen met een ouderwetse pikhouweel – slechts een vijfde van de kolen werd verwerkt met een machine. De mijneigenaren bleken niet erg gevoelig te zijn voor de roep om modernisering: zij kondigden aan vanwege de depressie de lonen met dertien procent te verlagen en bovendien de dagelijkse arbeidsuren op te schroeven van zeven naar acht. Hierop dreigde een algemene staking, waar in eerste instantie nog niets van terecht kwam.
Halverwege 1925 stelde de overheid een tijdelijke subsidie in om de lonen enigszins op peil te houden. Nadat vervolgens een poging van de regering om tot een compromis te komen (zelfde uren, minder loon) mislukte, de subsidie vanwege de malaise noodgedwongen werd stopgezet en mijneigenaren voet bij stuk hielden, kondigde de overkoepelende Britse vakcentrale Trade Union Congress (TUC) op 1 mei 1926 een algehele staking aan, die twee dagen later in Londen van start ging. Dit betekende dat niet alleen mijnwerkers de barricades op gingen: ook dokwerkers, arbeiders uit de gas- en elektriciteit,  drukkerijen en bouwsectoren kwamen vanaf maandag 3 mei 1926 niet opdagen op hun werk.
De dagen die volgden stonden in het teken van voortdurende protestmarsen en hevige rellen tussen stakers en het leger – niet alleen in Londen, maar ook in steden als Hull, Middlesbrough, Newcastle, Preston en Glasgow. In totaal waren er gedurende negen dagen ongeveer 1,7 miljoen arbeiders op de been. Op initiatief van toenmalig minister van Financiën Winston Churchill werd de media ingezet om de publieke opinie aan de kant van de overheid te krijgen. Omdat er vanwege de staking geen dagbladen meer verschenen, publiceerde de regering vanaf 5 mei een eigen propagandistische krant, The British Gazette, waarin de staking werd veroordeeld en bovendien het gevaar van een communistische revolutie werd benadrukt. Zo werd geprobeerd de Britse middenklasse angst in te boezemen en ze te overtuigen de stakingen te veroordelen.
De Britse premier Stanley Baldwin maakte op 6 mei nog een extra statement door de staking te bestempelen als een aanval op de democratie. Bovendien verklaarde de kerk de staking drie dagen later ‘zondig’. Op 10 mei werden 374 communisten gearresteerd omdat zij zouden streven naar een algehele revolutie. Uiteindelijk zette TUC-leider J.H. Thomas op 11 mei een punt achter de staking toen bleek dat de strijd niet te winnen viel. De teleurgestelde mijnwerkers bleven zich vervolgens op eigen houtje nog tot en met november 1926 verzetten, maar hadden uiteindelijk geen andere keuze weer aan het werk te gaan – voor minder geld en langere dagen.

bronnen: IsGeschiedenis.nl; Hildo Krop-Houtsneden, Wim Heij, 2010.

Mo 28 – Grafmonument ter nagedachtenis van de achttien na de Februaristaking van 1941 door de Duitsers doodgeschoten mannen – Amsterdam

Nieuwe Ooster, Kruislaan 126, Amsterdam

1946-48 vrouwenfiguur met gespreide armen en wapperende vlag als symbool van de vrijheid - foto: loek van vlerken 05.03.2011vrouwenfiguur met gespreide armen en wapperende vlag als symbool van de vrijheid - foto: loek van vlerken 05.03.2011  vrouwenfiguur met gespreide armen en wapperende vlag als symbool van de vrijheid - foto: loek van vlerken 05.03.2011
vrouwenfiguur met gespreide armen en wapperende vlag als symbool van de vrijheid - foto: loek van vlerken 05.03.2011vrouwenfiguur met gespreide armen en wapperende vlag als symbool van de vrijheid - foto: loek van vlerken 03.03.2011
zuil met bekroning van vrouwenfiguur met gespreide armen en wapperende vlag als symbool van de vrijheid

inscriptie met tekst van Krop:

ZIJ WEZEN ONS DE WEG
WIJ ZULLEN VERDER GAAN
WAAR NIEMAND SLAAF WIL ZIJN
KAN GEEN TYRAN OPSTAAN

kapiteel - foto: loek van vlerken 30.03.2011kapiteel - foto: loek van vlerken 30.03.2011kapiteel - foto: loek van vlerken 30.03.2011kapiteel - foto: loek van vlerken 30.03.2011
travertin (voetstuk en zuil) / brons (figuur en kapiteel), 520 cm (totale hoogte)

De geëxecuteerde mannen werden op 20 oktober 1945 hier herbegraven.

Op 25 februari 1941 brak een algemene staking uit in Amsterdam uit protest tegen de terreur die de Duitse bezetters en Nederlandse NSB’ers tegen de joodse bewoners uitoefenden. De directe aanleiding werd gevormd door razzia’s, waarbij 425 joodse mannen werden opgepakt en naar Mauthausen werden afgevoerd.
Op de avond van 24 februari 1941 werd op de Noordermarkt een bijeenkomst gehouden, waaraan veel ambtenaren deelnamen. De circa 250 aanwezigen werden toegesproken door onder meer de gemeentearbeider Dirk van Nimwegen. Nog dezelfde nacht werd door de illegale Communistische Partij Nederland (CPN) het manifest Staakt, staakt, staakt !!! opgesteld, dat in de vroege ochtenduren werd verspreid aan de poort van talrijke bedrijven.

De bedoeling was dat er twee dagen zou worden gestaakt: dinsdag zo veel mogelijk bij de overheidsbedrijven en woensdag een algemene staking, dus inclusief het bedrijfsleven. Op de ochtend van 25 februari 1941 stonden de trams stil in Amsterdam. De staking breidde zich als een olievlek uit over de stad. Aan het eind van de ochtend was de algemene staking een feit, veel eerder dan was voorzien. De bezetter reageerde furieus: bij onlusten en samenscholingen moest er met scherp in de menigte worden geschoten.
In de weken die daarop volgden werden honderden stakers en vooral CPN’ers gearresteerd. Sommigen kwamen voor het vuurpeloton, anderen kregen langdurige gevangenisstraffen opgelegd.
De Februaristaking van 1941 was de eerste, grote daad van verzet in Nederland tegen het antisemitisme en de terreur van de Duitse bezetter.

Een van de eerste verzetsmonumenten die Hildo Krop ontwierp, was dat voor de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam ter nagedachtenis van de achttien mannen, die door de Duitsers waren terechtgesteld na de Februaristaking in 1941. Het was tevens bedoeld als grafmonument. Het gedenkteken kwam tot stand op initiatief van het Comité ‘Amsterdam eert achttien verzetspioniers’ en werd in 1947 onthuld door de nieuwe burgemeester A. d’Ailly.
De officiële herdenking van de Februaristaking bij het monument van Krop heeft niet veel jaren stand gehouden. In 1949 wilde de CPN de herdenking zien in het licht van de Indonesische vrijheidsstrijd. Anderen voelden daar niets voor. Een conflict was ontstaan. De Dokwerker - Mari Andriessen - foto: loek van vlerken 02.2011Er werd zelfs gesproken van een boycot van de herdenking. Vanaf dat moment waren er twee herdenkingen: een officiële in de ochtenduren, een ‘s middags van het herdenkingscomité, geïnitieerd door de Communistische Partij Nederland.
Uiteindelijk besloot de gemeente Amsterdam een nieuw monument op te richten. Zo werd de Dokwerker op het Jonas Daniël Meijerplein van Mari Andriessen en niet Krops beeld voortaan het middelpunt van de herdenkingen.

bron: Paul Arnoldussen, Alledaags communisme, De Februaristaking, 26.02.1994