Het Hildo Krop Museum bezit een bijzondere schaal gedraaid door de pottenbakker Gerrit de Blanken (1894-1964) uit Leiderdorp. Op de bodem van deze schaal bevindt zich een ingedrukt/ gestempeld reliëf van Hildo Krop.
Enkele jaren nadat het stadhuis van Leiden in 1929 door brand was verwoest, werd begonnen met de herbouw. Ook Krop werkte aan deze restauratie mee. Hij verzorgde het beeldhouwwerk van de hoofdentree aan de Vismarkt (B101) en in de hal vóór de Burgerzaal (B115). Vooral het werk in deze hal is interessant in het kader van de keramische schaal.
Krop was niet de enige beeldhouwer die bij deze restauratiewerkzaamheden was betrokken. Diverse kunstenaars werden ingeschakeld, waaronder Frits van Hall, Mari Andriessen, M.C. Escher en wellicht Gerrit de Blanken. Mogelijk dat Krop langs deze weg wederom in contact met De Blanken was gekomen. Opnieuw, want geheel onbekend waren ze namelijk niet voor elkaar. Eind jaren twintig hadden ze twee keer deelgenomen aan groepsexposities in Den Haag en Rotterdam. Over de hernieuwde kennismaking van de beide kunstenaars is verder weinig bekend. Dat deze wel degelijk heeft plaats gevonden, blijkt uit de lichtblauw geglazuurde schaal van De Blanken en het onmiskenbare reliëf van Krop: een naakte, klassiek aandoende vrouwfiguur met een hertje en bloemranken. Deze bloemranken komen overigens ook voor in de hal vóór de Burgerzaal van het Leidse stadhuis. Voor de glazen cassetten van het tongewelf in deze hal heeft Krop smeedijzeren bloemranken ontworpen met een sterke gelijkenis aan de bloemranken op de schaal.
De onderzijde van de schaal signeerde De Blanken met hun beider namen. Bovendien merkte hij de schaal met nr. 1 waaruit is af te leiden dat het de bedoeling was dat er meer zouden volgen. Omdat nader onderzoek in dezen tot op heden niets heeft opgeleverd, kunnen we er van uit gaan dat hier sprake is van een unieke schaal.
Om het sobere gebouw van de Hoge Raad der Nederlanden aan het Plein in Den Haag, een ontwerp van rijksbouwmeester G.C. Bremer, enige waardigheid te verlenen werd in 1939 aan zes Nederlandse beeldhouwers opdracht gegeven een beeld te maken van een Nederlandse rechtsgeleerde. Deze beelden zouden worden geplaatst langs de buitenzijde van het derde bordes. Krop werd gevraagd zijn visie te geven op Simon van Leeuwen, een 17de eeuws Leids jurist en lid van de Hoge Raad van Holland. Albert Termote, Frits van Hall, Johan Polet, Mari Andriessen en Oswald Wenckebach werden uitgenodigd om de figuren van de overige vijf juristen te maken. In 1987 werd het gebouw aan het Plein afgebroken. De beelden werden gerestaureerd en verplaatst naar een pleintje bij de Kazernestraat achter het toenmalige gebouw van de Hoge Raad.
pleintje Kazernestraat
Ook bij het pleintje bij de Kazernestraat zijn de beelden inmiddels verdwenen. In februari 2016 werd het nieuwe gebouw voor de Hoge Raad, met de zes beelden ervoor, aan de Korte Voorhout opgeleverd.
De originele gipsstudie (32 cm hoog) van het beeld van Simon van Leeuwen is aanwezig in de collectie van het Hildo Krop Museum.
a. ingangsomlijsting, op pilasters:
1. ‘Gezag’
2. ‘Vrijheid’
b. aan pilasters:
1. het beleg van Leiden van 1574:
2. De universiteit
3. land- en tuinbouw
4. handel en nijverheid
c. boven de ingang: 2 leeuwen met wapens van Leiden en Nederland
Franse kalksteen op plint van graniet, 530 cm (zonder plint)
architect: C.J. Blaauw
In de nacht van maandag 11 op dinsdag 12 februari 1929 ging het stadhuis van Leiden in vlammen op. Een geblakerde ruïne bestaande uit de restanten van muren met daartussen deels verbrande balken bleef over. Van de toren, waarvan de spits ongeveer een uur na het uitbreken van de brand was ingestort, stond alleen de vierkante romp nog overeind.
In juli 1934 kreeg de architect C.J. Blaauw de opdracht het stadhuis te herbouwen. Veel Nederlandse kunstenaars hebben een aandeel geleverd bij de bouw van dit nieuwe stadhuis. Naast Hildo Krop, o.a. de beeldhouwers Johan Polet, Frits van Hall en Mari Andriessen.
De hoofdentree aan het Stadhuisplein bevindt zicht op de kop van het bouwdeel dat aanvankelijk bekend stond als de Administratie(ve) vleugel. Aan weerszijden van de entree bevinden zich zware pilasters met bekroningen van Hildo Krop. De linker laat een mannenfiguur zien als symbool van het Gezag en de rechter een vrouwenfiguur als personificatie van de Vrijheid. Ook de rest van de versiering van dit entree is van de hand van Krop: de linkerkant van de linker pilaster herinnert aan het Leidse beleg: onder het beeldje van burgemeester Pieter Adriaensz van der Werf zien we krijgstuig zoals trommels, geschut, helm met pistolen, voetboog en schanskorven. Rechts is de Leidse Universiteit gesymboliseerd met de voorstellingen van de vijf oorspronkelijke faculteiten: Wijsbegeerte, Wiskunde, Medicijnen, Rechten en Theologie. Deze staan onder de figuur van de bekende medicus en hoogleraar Hermanus Boerhaave. De rechter pilaster heeft links voorstellingen ontleend aan de Land- en Tuinbouw met bovenaan een boerenvrouw en daaronder land- en tuinbouwproducten zoals fruit, mais en granen. Aan de rechterzijde zien we Handel en Nijverheid: een fabrieksarbeider met daaronder dynamo, drukpers, ploeg, weefgetouw en de staf van Mercurius. De ingang zelf wordt afgedekt met het Leidse stadswapen en het Rijkswapen geflankeerd door twee leeuwen.
Voor het interieur van het stadhuis maakte Krop o.a. ook een marmeren windroos (B 115).
1946-48
zuil met bekroning van vrouwenfiguur met gespreide armen en wapperende vlag als symbool van de vrijheid
inscriptie met tekst van Krop:
ZIJ WEZEN ONS DE WEG
WIJ ZULLEN VERDER GAAN
WAAR NIEMAND SLAAF WIL ZIJN
KAN GEEN TYRAN OPSTAAN
travertin (voetstuk en zuil) / brons (figuur en kapiteel), 520 cm (totale hoogte)
De geëxecuteerde mannen werden op 20 oktober 1945 hier herbegraven.
Op 25 februari 1941 brak een algemene staking uit in Amsterdam uit protest tegen de terreur die de Duitse bezetters en Nederlandse NSB’ers tegen de joodse bewoners uitoefenden. De directe aanleiding werd gevormd door razzia’s, waarbij 425 joodse mannen werden opgepakt en naar Mauthausen werden afgevoerd.
Op de avond van 24 februari 1941 werd op de Noordermarkt een bijeenkomst gehouden, waaraan veel ambtenaren deelnamen. De circa 250 aanwezigen werden toegesproken door onder meer de gemeentearbeider Dirk van Nimwegen. Nog dezelfde nacht werd door de illegale Communistische Partij Nederland (CPN) het manifest Staakt, staakt, staakt !!! opgesteld, dat in de vroege ochtenduren werd verspreid aan de poort van talrijke bedrijven.
De bedoeling was dat er twee dagen zou worden gestaakt: dinsdag zo veel mogelijk bij de overheidsbedrijven en woensdag een algemene staking, dus inclusief het bedrijfsleven. Op de ochtend van 25 februari 1941 stonden de trams stil in Amsterdam. De staking breidde zich als een olievlek uit over de stad. Aan het eind van de ochtend was de algemene staking een feit, veel eerder dan was voorzien. De bezetter reageerde furieus: bij onlusten en samenscholingen moest er met scherp in de menigte worden geschoten.
In de weken die daarop volgden werden honderden stakers en vooral CPN’ers gearresteerd. Sommigen kwamen voor het vuurpeloton, anderen kregen langdurige gevangenisstraffen opgelegd.
De Februaristaking van 1941 was de eerste, grote daad van verzet in Nederland tegen het antisemitisme en de terreur van de Duitse bezetter.
Een van de eerste verzetsmonumenten die Hildo Krop ontwierp, was dat voor de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam ter nagedachtenis van de achttien mannen, die door de Duitsers waren terechtgesteld na de Februaristaking in 1941. Het was tevens bedoeld als grafmonument. Het gedenkteken kwam tot stand op initiatief van het Comité ‘Amsterdam eert achttien verzetspioniers’ en werd in 1947 onthuld door de nieuwe burgemeester A. d’Ailly.
De officiële herdenking van de Februaristaking bij het monument van Krop heeft niet veel jaren stand gehouden. In 1949 wilde de CPN de herdenking zien in het licht van de Indonesische vrijheidsstrijd. Anderen voelden daar niets voor. Een conflict was ontstaan. Er werd zelfs gesproken van een boycot van de herdenking. Vanaf dat moment waren er twee herdenkingen: een officiële in de ochtenduren, een ‘s middags van het herdenkingscomité, geïnitieerd door de Communistische Partij Nederland.
Uiteindelijk besloot de gemeente Amsterdam een nieuw monument op te richten. Zo werd de Dokwerker op het Jonas Daniël Meijerplein van Mari Andriessen en niet Krops beeld voortaan het middelpunt van de herdenkingen.
bron: Paul Arnoldussen, Alledaags communisme, De Februaristaking, 26.02.1994